POLITICI
Bob Cools
ex-burgemeester SP-A
Hubert Ludovic Charlotte (Bob) Cools (Antwerpen, 27 april1934) was een Belgisch politicus voor de sp-a en was onder meer burgemeester van Antwerpen van 1983 tot 1994. Hij woont op Sint Anneke, en steunt het verzet van Ademloos tegen de verloedering van Linkeroever.
Cools nam in 1969 zijn intrek in een van de eerste appartementsblokken in de August Vermeylenlaan. "Als woonwijk heeft Linkeroever nooit veel aantrekkingskracht gehad. Het was pas na de bouw van de Kennedytunnel dat er zich steeds meer mensen kwamen vestigen", weet Cools. "Toen ben ik hier beland. Alles bij elkaar is het prachtig wonen op Linkeroever. Zeker de buurt waar ik woon, aan de August Vermeylenlaan en omgeving, is er een model voor sociale mix. Je hebt hier alles, hoog-en laagbouw.villa's, éénsgezinswoningen, zowel privé al sociaal. Je hebt hier zowel katholieke als openbare scholen, jachthavens, jeugdverenigingen, recreatie.... het is een modelstadje vlak bij het Antwerpse stadscentrum."
"Linkeroever is ook één groot sportgebied in openlucht.
Wij hebben een openluchtzwembad, je kan
op de wandeldijk of in het bos gaan joggen... Ook de 10 miles draagt
daar toe bij.
Al moeten we opletten dat het allemaal niet te veel wordt. Zoals Van den Boeynants al zei: Trop is te veel een te veel is trop. Met de Middenvijver als festivalweide en het toenemende succes van de10 Miles en de Scheldecross moeten we uitkijke dat we niet overdrijven en dat het de leefbaarheid niet in het gedrang brengt".
Interview met JAN STASSIJNS in GVA
Peter Mertens
Voorzitter PVDA
Als tiener was hij actief in het verzet tegen racisme en fascisme, en op zijn achttiende richtte hij in 1987 aan de Ufsia in Antwerpen de organisatie 'Studenten tegen Racisme' (SteR) op. Zijn licentie-jaren in de sociologie volgde hij aan de Rijksuniversiteit Gent. In 1991 leidde hij in Gent mee het studentenverzet tegen de Eerste Golfoorlog. Nadien organiseerde hij met de Gentse studentenbeweging tal van acties in solidariteit met de arbeiders van de bedreigde Boelwerf in Temse. In die periode werd hij ook lid van de PVDA.
In 1994 werd hij voorzitter van de Marxistisch-Leninistische Beweging (MLB), het latere Comac. Hierna nam de MLB deel aan de stakingsbeweging in het Franstalig onderwijs tegen geplande hervormingen door voormalige minister van hoger onderwijs Michel Lebrun.
In datzelfde jaar studeerde hij af als licentiaat sociologie waarna hij als uitzendkracht aan het werk ging. Hij werkte anderhalf jaar als arbeider voor industriële schoonmaakfirma's en onderaannemingen in de Gentse Kanaalzone.[2]
Peter Mertens (Antwerpen 17 december 1969) is een Belgisch auteur
en politicus voor de pvda/ptb. Woont op Sint Anneke, Gloriantlaan
Peter Mertens (links) in een betoging tegen het voor Sint_Anneke rampzalige BAM-tracé.
Professionele carrière
In 1995 vond het vijfde partijcongres van de PVDA plaats, bij deze werd hij verkozen tot de Nationale Raad van de PVDA (indertijd 'het Centraal Comité'). In 1997 schreef hij artikels waarin hij zich kritisch uitliet tegenover Leon Trotski.[3] In 1998 ruilde hij zijn MLB-voorzitterschap in voor de functie van politiek secretaris van de Antwerpse provinciale partijafdeling. In 2002, na het zevende partijcongres werd hij tot het partijbureau verkozen. Vier jaar later werd hij verantwoordelijke voor het Dagelijks Bestuur van de partij.
Tijdens het vernieuwingscongres op 2 maart 2008 werd hij verkozen als opvolger voor partijvoorzitter Ludo Martens, die met ernstige gezondheidsproblemen kampte. Mertens verklaarde in De Morgen na zijn aanstelling dat de partij het 'belerende vingertje' en de 'grote theorieën' enigszins achterwege zou laten. Als voorzitter kondigde hij ook meteen aan de partij te willen herpositioneren. Hierbij zwoer hij het maoïsme en het stalinisme af.[5] Over de nieuwe visie op de richting die de partij moet uitgaan schreef Mertens in 2009 het boek Op mensenmaat. Een opvolger verscheen twee jaar later, in december 2011, met het succesvolle Hoe durven ze?, waarvan al meer dan 25.000 exemplaren werden verkocht (september 2016). Peter Mertens kreeg voor dit boek op de Gentse Feesten de Jaap Kruithofprijs 2012 van de lokale feitelijke vereniging Democratie 2000. Het boek stond een jaar lang in de top 10 van de non-fictie in Vlaanderen en werd er een van de meest verkochte politieke non-fictie-boeken sinds de Tweede Wereldoorlog. In juni 2015 werd hij herkozen voor een tweede mandaat als voorzitter van de PVDA. Zijn boek Graailand · Het leven boven onze stand, dat uitkwam eind december 2016, stond meteen op 1 in de top 10 van de non-fictie in Vlaanderen. In 2016 nam hij duidelijk afstand van de stalinistische standpunten van zijn voorganger Ludo Martens.
Bij de lokale verkiezingen van 2012 was hij lijsttrekker op de gemeenteraadslijst voor de stad Antwerpen. Hij werd verkozen met 8.976 voorkeurstemmen. Daarmee was hij de op drie na populairste politicus van Antwerpen, na Bart De Wever (N-VA), Patrick Janssens (sp.a) en Filip Dewinter (VB). Bij de lokale verkiezingen van 2018 moest hij vier politici voor zich dulden: Bart De Wever, Filip Dewinter, Wouter Van Besien (Groen) en Jinnih Beels (Vooruit).
Bij de verkiezingen van 2019 werd hij als lijsttrekker van de PVDA-lijst voor de kieskring Antwerpen verkozen in de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Marc Van Peel
ex- Vlaams parlementslid voor CD&V, ex-Schepen Stad Antwerpen
Marc Van Peel samen met Guy Lauwers van SP-A, toen ze nog samen met CD&V de stadslijst van Patrick Janssens vormden.
Achiel Smets
Belgisch Volksvertegenwoordiger voor CVP
Foto Bert D.
Vele mensen van Sint Anneke zullen zich Achiel herinneren als beheerder van "De Goede Woning" die hen een sociale woning bezorgde.
Hij was een vriendelijke man, die iedereen hielp, onafgezien van kleur of partij. Hij woonde in de Melis Stokelaan.
Achiel Smets
Achiel Frans Smets (Broechem, 9 januari 1931 - Antwerpen, 24 oktober 2005) was een Belgisch volksvertegenwoordiger.
Smets, getrouwd met Maria Suykerbuyk, was actief binnen het ACW en de CVP.
Hij werd voorzitter van het KAJ Broechem, propagandist van het KAJ voor het verbond Antwerpen en propagandist voor het ACW in Antwerpen. Hij werd gemeenteraadslid in deze stad.
Hij werd in 1974 verkozen tot CVP-volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Antwerpen en vervulde dit mandaat tot in 1981. In de periode april 1974-oktober 1980 zetelde hij als gevolg van het toen bestaande dubbelmandaat ook in de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, die op 7 december 1971 werd geïnstalleerd.
Vanaf 21 oktober 1980 tot november 1981 was hij tevens korte tijd lid van de Vlaamse Raad, de opvolger van de Cultuurraad en de voorloper van het huidige Vlaams Parlement.
Hij was verder ook nog:
- * beheerder-voorzitter van de Antwerpse Waterwerken,
- * beheerder-voorzitter van de sociale huisvestingsmaatschappij 'De Goede Woning'.
Jos Posson
Volksvertegenwoordiger voor CVP
Jos Posson (Creative Commons Licentie)
De Antwerpenaar Jos Posson (1912-1987) verliet op zeventienjarige leeftijd het Sint-Lodewijkscollege om als bediende te gaan werken bij de Crédit Anversois. In de jaren dertig werd hij actief in de christelijke arbeidersbeweging van zijn geboortestad. Van 1932 tot 1953 was hij propagandist van de Christelijke Centrale voor Voeding. Hij werd secretaris, vanaf 1940 voorzitter, van de Christene Werkliedenbond Sint-Andries, de latere KWB. Na 1953 begaf hij zich ook op politiek terrein. Als schepen van de stad Antwerpen was hij bevoegd voor financiën en de begraafplaatsen, in 1967 voor openbare werken. Van 1958 tot 1976 zetelde hij tevens als volksvertegenwoordiger in de Kamer. Hij was vooral bekend omwille van zijn uitgebreid dienstbetoon en zijn actie voor de uitbouw van de Antwerpse Linkeroever. Van 1958 tot 1976 zetelde hij als CVP-volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Antwerpen. In 1976 werd hij voorzitter van de CVP arrondissement Antwerpen. Hij woonde in de Abraham Verhoevenlaan.
Hector De Bruyne
Minister van buitenlandse handel, Volks Unie
Hector August de Bruyne (Gouda, 1 maart 1917 - Antwerpen, 19 mei 1995) was een Belgisch Vlaamsgezind politicus voor de Volksunie.Voor de oorlog werd hij lid van het Dietsche Jeugdverbond. Tijdens de oorlog was hij redacteur buitenland bij het VNV-dagblad Volk en Staat. Hij werd in mei 1943 door de bezetter opgepakt na een kritische artikel "na 3 jaar oorlog", maar na twee weken terug vrijgelaten. Na de oorlog vluchtte hij naar Frankrijk en werd er geïnterneerd. Terug in België werd hij tot tien jaar hechtenis (in beroep teruggebracht tot zeven jaar) veroordeeld. Wegens ziekte werd hij in 1948 in vrijheid gesteld en behaalde hij aan de Universiteit Gent het licentiaat in de economische wetenschappen.
Hij werd vervolgens economisch en financieel journalist, onder meer bij De Standaard en de Gazet van Antwerpen. Begin 1971 werd hij algemeen directeur van de Financieel-Economische Tijd.
Hij werd ook politiek actief. Hij was medestichter van de Vlaamse Concentratie, en werd vervolgens lid van de Volksunie, waarvoor hij in 1971 lijsttrekker werd voor de Senaat in het arrondissement Antwerpen. Hij was senator van 1971 tot 1985. In de periode december 1971-oktober 1980 zetelde hij als gevolg van het toen bestaande dubbelmandaat ook in de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, die op 7 december 1971 werd geïnstalleerd. Vanaf 21 oktober 1980 tot oktober 1985 was hij lid van de Vlaamse Raad, de opvolger van de Cultuurraad en de voorloper van het huidige Vlaams Parlement.
In 1975 stelde hij zich kandidaat voor het voorzitterschap van de Volksunie, maar verloor van Hugo Schiltz. Van 1977 tot 1982 was hij gemeenteraadslid van Antwerpen.
In juni 1977 trad de Volksunie toe tot de regering van Leo Tindemans en werd de Bruyne minister van Buitenlandse handel. Hij bleef dit ook in de regering Paul Van den Boeynants tot april 1979.
Hij was medeoprichter en voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams Nationalisme (ADVN).
Zijn broer, Arthur De Bruyne, was een bekend publicist van historische artikelen (vooral in 't Pallieterke) en boeken, meer bepaald gewijd aan de Tweede Wereldoorlog en aan de gevolgen van de collaboratie.
Hij was tevens de oom van zanger Kris De Bruyne en muzikant Koen De Bruyne (1950-1977).
Hector de Bruyne was de vader van diplomaat Jan De Bruyne. Als Belgische ambassadeur in Congo-Brazzaville was deze de eerste ambassadeur van toegegeven N-VA-signatuur. In december 2012 kwam hij in het nieuws doordat hij tijdens een ontvangst alleen Nederlands had gesproken. Ook de inhoud van zijn toespraak, waarin hij de plaatselijke machthebbers scherp bekritiseerde, zorgde voor problemen. De regering van Congo-Brazzaville was verbolgen over zijn verklaringen en stuurde een nota naar Buitenlandse Zaken, waarin gevraagd werd een einde te maken aan de ambassadeursfunctie van De Bruyne in hun land. Daarop werd hij naar België teruggeroepen en ter beschikking gesteld van de centrale administratie. Jan De Bruyne was eerder op post in Tokio, Beijing, Mumbai, (Kampala) en Yaoundé.
Zitting van de Europese Eresenaat Antwerpen, Osterriethhuis februari 1971, vlnr. Hector De Bruyne, Guido Naets, Paul-Henri Spaak, Hendrik Brugmans
Uit de memoires van Leo Tindemans
De aanwezigheid van de nieuweling in de cursussen, bijvoorbeeld Diplomatieke Geschiedenis van de briljante Ed. de Schaepdrijver, evenals zijn artikelen in de belangrijkste krant van de 'collaboratie', gaf aanleiding tot enige spanning, vragen en commentaar. Onze afdeling was eerder klein. De studenten, een twintigtal, konden elkaar niet ontwijken en discussieerden doorgaans zeer vrijmoedig en krachtig. Dit was de charme van deze specialisatie, maar nu ook de oorzaak van een drukkende politieke sfeer. Langzamerhand trad hier enigszins verandering in. Na de publicatie van een artikel over 10 mei 1940 werd De Bruyne aangehouden door de Duitsers. In de hoop ergens hulp te vinden had de familie een beroep gedaan op 'vrienden' en 'bekenden', waaronder wij, de studenten, werden gerekend. Na zijn vrijlating bleef de auteur van het gewraakte stuk nochtans verder meewerken aan de krant, zij het weliswaar onder een andere naam.
Na de bevrijding, maar nog voor het einde van de oorlog, lieten Van Hove en ik ons inschrijven aan de Rijksuniversiteit te Gent en logeerden er in de Metdepenningenstraat. Groot was mijn verbazing toen op een avond Hektor de Bruyne er voor de deur stond, vermagerd, vervallen, ongeschoren, hongerig, een wrak. Hoe hij ons adres had gevonden heb ik nooit kunnen achterhalen. Langs mijn studiegenoot kon het ook niet zijn gebeurd, aangezien De Bruyne voortvluchtig was, gezocht door de politie. Hoe dan ook, het studentenleven in de naoorlogse periode was geen pretje. Voor zover mogelijk brachten we onze mondvoorraad mee van thuis. Onze kamer konden we niet verwarmen. De Bruyne verslond gretig wat ons nog aan eten overbleef en verdween even geheimzinnig als hij was gekomen.
Enkele tijd later stond in de krant dat hij was aangehouden en opgesloten in de gevangenis. Maanden later kwam het proces Volk en Staat voor, waarin ook het dossier-De Bruyne was opgenomen. Vanzelfsprekend was dit voor hem niet zo goed, aangezien hij nu als lid van de groep werd behandeld die de toon had aangegeven in de intellectuele collaboratie. Zijn broer Arthur, die later naam zou maken als biograaf van enkele Vlaamse figuren, deed nu een beroep op de vroegere medestudenten aan de Handelshogeschool om getuigen à décharge te zijn bij het komende proces. Als advocaat zou onze vroegere professor Pierre Brusseleers optreden. Bij de behandeling van de zaak op de rechtbank vroeg men ons of de beklaagde, bij ons weten, ooit iemand had verklikt. Of we ons misschien beperkt of bedreigd hadden gevoeld in onze politieke commentaren als studenten. Of de beklaagde zich schuldig had gemaakt aan propaganda. Hoewel de rechters kennelijk niet zo veel aandacht schonken aan onze verklaringen vielen alle getuigenissen voor De Bruyne positief uit. Alle medestudenten hadden aanvaard te komen getuigen, geen enkele had een woord gezegd dat het dossier zou hebben bezwaard. Het belette echter niet dat hij vrij zwaar werd veroordeeld, een vonnis dat trouwens overeenstemde met wat zijn advocaat had voorspeld.
Daarmee leek het geval De Bruyne uit mijn leven te zijn verdwenen. Maar enkele tijd later kwam Arthur de Bruyne aankloppen bij mijn ouderlijk huis te Burcht. Hij wilde me spreken en deelde mee dat de doodzieke Hektor, slachtoffer van een droge pleuritis, vanuit de gevangenis naar het ziekenhuis was overgebracht, waar voor zijn leven werd gevreesd. De zieke leed erg onder de eenzaamheid, de nabijheid van de dood, de bewaking van zijn ziekbed. Zou het mogelijk zijn hem met enkelen een laatste bezoek te brengen?
Ik zocht mijn vriend Albert op, want
het was eigenlijk door hem dat ik de stervende had leren kennen. Samen gingen
we naar het Elisabethgasthuis op ziekenbezoek, volgens de christelijke
traditie een werk van barmhartigheid. De patiënt bood inderdaad een trieste
aanblik. Ik gaf hem geen maand meer te leven. Eigenaardig genoeg herstelde
hij zeer langzaam. Het duurde nog geruime tijd, maar ten slotte werd er
beslist dat hij een herstelperiode bij zijn broer Jules in het Oudenaardse
mocht doorbrengen.
Ik verloor De Bruyne uit het oog.
Jaren later las ik in de krant dat hij in het Antwerps bestuur van de
Volksunie was opgenomen. Om het verhaal kort te maken: hij werd verkozen tot
senator.
De Bruyne vroeg opnieuw om een vertrouwelijk gesprek toen in 1978 de militaire interventie in Kolwezi werd voorbereid. Hij benadrukte het antimilitarisme in Vlaanderen, de vooroorlogse tegenstand tegen het Frans-Belgisch militair akkoord en sprak de vrees uit dat een gezamenlijk optreden met het Franse Vreemdelingenlegioen de positie van zijn partij zou bemoeilijken. De taal en de houding van Simonet hadden hem doen schrikken. Ik kon hem ten slotte overreden zodat een eensgezinde regering achter de operatie stond. Na de gelukkige afloop van dat initiatief kwam hij me bedanken voor de wijze waarop de kwestie in de regering was behandeld: 'niet lichtzinnig, niet overijld'. Hij was blijkbaar met het optreden verzoend.
De Egmontregering kwam ten val en mijn contacten met De Bruyne vielen weg. Maar in de lente van 1995 wist Albert van Hove me te melden dat hij bedlegerig en ten dode opgeschreven was. Hij verbleef op de Linkeroever te Antwerpen en had de wens uitgesproken me nog eens te ontmoeten. Weer ging ik met mijn oude vriend op ziekenbezoek, ditmaal naar een appartementsgebouw met uitzicht op de Schelde en de stad, uitgestrekt op de tegenovergestelde zijde van de stroom. We zaten in de ziekenkamer naast het bed - dat zijn doodsbed zou worden - met mevrouw De Bruyne, mijn reisgezel en ikzelf. Er heerste een atmosfeer van twijfel, met de vraag wat nog kon worden gered om de zieke zijn hoop niet te ontnemen en anderzijds de stijgende zorg om de onvermijdelijke werkelijkheid te beheersen. Het werd een tragisch, hoewel spannend gesprek. De bedlegerige legde ons met alle details uit welke therapie hij volgde om weldra volkomen te genezen. Voor ons was het echter duidelijk dat hij niet meer zou opstaan. Meer dan een gedachtewisseling kreeg het onderhoud naarmate de tijd vorderde het karakter van een belijdenis, soms zelfs van een biecht. Blijkbaar worstelde de zieke nog met zijn engagement in de oorlogsjaren.
Hoewel dat onderwerp angstvallig werd vermeden, begon hij er zelf over. Hij klaagde de lichtvaardigheid aan waarmee bepaalde mensen de politieke collaboratie met de bezetter hadden aanvaard en aangemoedigd. Hij begon namen te noemen. Hij had het vooral over Hendrik Elias, die 'leider' van het Vlaams Nationaal Verbond was geworden, een uniform had gedragen en daardoor de verantwoordelijkheid had gedragen anderen, vooral jongeren, mee te sleuren in het politieke avontuur. 'En welk avontuur', beklemtoonde De Bruyne. 'Dat hebben we te laat beseft. Nooit heeft hij met ons over de Duitse politiek gesproken, nooit zagen we met welke soort mensen we te doen hadden. Zij en anderen hadden het alleen maar over Vlaanderen, nooit over een ideologie.'
De Bruyne weidde ook uit over een poging die tijdens de oorlog zou zijn ondernomen om van bepaalde kopstukken een publieke verklaring te krijgen waarmee aan de collaboratie een einde zou worden gemaakt. Volgens De Bruyne was er zelfs een tekst goedgekeurd, maar nooit bekendgemaakt. 'Hij zou zonder twijfel represailles hebben uitgelokt', zei hij. 'Maar was het lijden van enkelen niet te verkiezen boven de terechtstellingen en de ellende van zoveel goedgelovige volgelingen? Bovendien zou zulke afwijzing de beschuldiging van morele medeplichtigheid in onnoemelijke feiten hebben bemoeilijkt.' De zieke zocht onze ogen, hield af en toe enkele ogenblikken op met spreken, drukte het hoofd in het kussen achter hem. De spanning was haast tastbaar. Hier sprak iemand die ons de tragiek van zijn leven wilde laten aanvoelen, die naar woorden zocht die hem de gewetensrust konden teruggeven. 'Er waren er die wisten welke gruweldaden er gebeurden, maar zij hebben ons nooit iets gezegd', herhaalde hij.
Hektor de Bruyne overleed op 19 mei 1995. De begrafenisplechtigheid vond plaats op 27 mei in de Sint-Anna en Joachimkerk te Antwerpen-Linkeroever. De lijkrede werd gehouden door Hugo Schiltz. De levensbalans die hij bij die gelegenheid opmaakte klonk nogal gedwongen. Wat zou Hektor ervan hebben gedacht?
Hugo Schiltz
Volksvertegenwoordiger voor Volksunie, Minister Van Staat
Hugo Schiltz werd op 28 oktober 1927 geboren in de gemeente Borsbeek, vlakbij Antwerpen. Als overtuigde flamingant maakte hij al op jonge leeftijd deel uit van de Vlaamse beweging. Schiltz werd tijdens de Tweede Wereldoorlog lid van de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV). Zijn broer vocht aan het Oostfront. Na de oorlog belandde hij enkele maanden in de gevangenis. Daarna studeerde hij rechten en economie in Leuven. Hij woonde in de Corbusierlaan op Sint Anneke.
Aan de KU Leuven behaalde hij een doctoraat in de rechten, een licentie in de economische wetenschappen en een baccalaureaat in de Thomistisch wijsbegeerte. Hij werd in 1953 advocaat aan de balie in Antwerpen en bleef de advocatenpraktijk nadien voortzetten. Daarnaast was hij nog docent aan de economische hogeschool St-Aloysius (Ehsal) in Brussel.
In 1953 vestigde Schiltz zich in Antwerpen
als advocaat. Vijf jaar later werd hij er gemeenteraadslid. In 1963 sloot hij
zich aan bij de Volksunie. Hij werd Kamerlid (1965-1991) en senator
(1992-1995). Van 1975 tot 1979 was hij voorzitter. Hij koos bewust voor deelname aan de macht en was
bereid compromissen te sluiten, tot groot ongenoegen van de traditionele
rechtse Vlaams-nationalisten. In 1978 stapte Schiltz met zijn partij in de
regering om het Egmontpact over de nieuwe staatshervorming uit te voeren. In
het najaar van 1978 liep het pact op de klippen en leed de VU een zware
verkiezingsnederlaag. Schiltz werd verantwoordelijk geacht en in 1979 nam hij ontslag
als partijvoorzitter.In de tweede helft van de jaren 1980 werd hij samen met
Wilfried Martens en Jean-Luc Dehaene een van de grote architecten van het
gefederaliseerde België. In 1995 werd hij minister van Staat. In 1958 werd Schiltz lid van de Antwerpse gemeenteraad,
waar hij onafgebroken bleef zetelen tot 1989. Hij werd volksvertegenwoordiger
voor de Volksunie in 1965 en zetelde in de Kamer tot 1991. Mede door zijn
dossierkennis groeide Schiltz uit tot een uitstekend redenaar en debater.
Egmontpact
Schiltz werd partijvoorzitter in 1975. Hij slaagde erin de Volksunie in 1977 in de regering te krijgen. Maar de droom werd een nachtmerrie voor de Vlaams-nationalisten, vanwege het Egmontpact. Schiltz verdedigde die grondwetswijziging, maar slaagde er niet in zijn achterban te overtuigen. Het kwam uiteindelijk tot een breuk binnen de Vlaamse beweging, wat leidde tot de afscheuring van het Vlaams Blok van de Volksunie. Het Egmontpact werd nooit goedgekeurd.Zijn partij raakte daardoor een tijdje op de sukkel en leed twee zware verkiezingsnederlagen na elkaar. Daarop besloot Schiltz in 1979 zich terug te trekken als VU-voorzitter, hoewel hij het vertrouwen van de partijbasis bleef behouden. Van 1981 tot 1985 was hij gemeenschapsminister van Financiën en Begroting. Daarna werd de VU'er vicepremier en minister van Begroting en Wetenschapsbeleid in de laatste regering-Martens (van 1988 tot 1991). Hij was toen mee verantwoordelijk voor de val van die regering, omdat hij weigerde in te stemmen met een wapenlevering aan Koeweit. Daarna was hij nog vier jaar senator (van 1991 tot 1995).Afscheid van de nationale politiekSchiltz droomde daarna enkel nog van het Antwerps burgemeesterschap. Daarvoor ging hij in 1994 een kartel aan met de CVP, onder de naam 'Antwerpen '94'. Maar het initiatief was minder succesvol dan verhoopt. Schiltz moest de burgemeesterssjerp aan zich laten voorbijgaan en werd zes jaar lang schepen van Financiën, Economie en Toerisme. In 1995 werd hij benoemd tot minister van Staat. Hij nam afscheid van de actieve politiek in januari 2001 en concentreerde zich daarna volledig op de advocatuur. Na de splitsing van de VU volgde hij Anciaux en co naar het links-liberale Spirit.
Paul Dumez
Voormailg volksvertegenwoordiger voor de CVP
Foto: KADOC-KU Leuven
Paul Dumez (Mortsel, 14 maart 1942) Bron: wikipedia
Dumez woonde op de Beatrijslaan.
Dumez werd beroepshalve advocaat.
In de jaren '70 was hij de voorzitter van de Antwerpse afdeling van de CVP-jongeren. Van 1989 tot 1991 zetelde hij in de Kamer van Volksvertegenwoordigers als opvolger van Leo Tindemans, die lid werd van het Europees parlementg. In de periode oktober 1989-november 1991 had hij als gevolg van het toen bestaande dubbelmandaat ook zitting in de Vlaamse Raad. De Vlaamse Raad was vanaf 21 oktober 1980 de opvolger van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, die op 7 december 1971 werd geïnstalleerd, en was de voorloper van het huidige Vlaams Parlement.
Na de eerste rechtstreekse verkiezingen voor het Vlaams Parlement van 21 mei 1995 legde hij op 4 juli 1995 de eed af als Vlaams Volksvertegenwoordiger voor de kieskring Antwerpen in opvolging van Vlaams minister Wivina Demeester. Hij oefende dit mandaat uit tot juni 1999.
- CVP (van 4 juli 1995 tot 12 juni 1999)
- CVP (van 17 oktober 1989 tot 23 november 1991)
Lid Vlaamse Raad (van 17 oktober 1989 tot 23 november 1991)
- Adviescomité Brussel (vast lid van 18 oktober 1990 tot 23 november 1991)
- Werkgroep Migranten (plaatsvervangend lid van 18 oktober 1990 tot 12 maart 1991)
Vlaams volksvertegenwoordiger kieskring Antwerpen (van 4 juli 1995 tot 12 juni 1999)
- Commissie voor de Vervolgingen (voorzitter van 4 juli 1995 tot 13 juni 1999)
- Commissie ad hoc (Artikel 125 van de Grondwet) (lid van 13 november 1996 tot 13 november 1996)
- Commissie voor Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer (vast lid van 4 juli 1995 tot 13 juni 1999)
- Deontologische Commissie (vast lid van 18 december 1997 tot 13 juni 1999)
- Commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden (plaatsvervangend lid van 4 juli 1995 tot 13 juni 1999)
- Commissie voor Financiën en Begroting (plaatsvervangend lid van 28 januari 1998 tot 13 juni 1999)
- Commissie Mobiliteit (plaatsvervangend lid van 13 mei 1998 tot 13 juni 1999)
Federale mandaten
- volksvertegenwoordiger arrondissement Antwerpen (van 27 juli 1989 tot 23 november 1991)
Europese mandaten
- plaatsvervangend lid Comité van de Regio's (van 16 september 1996 tot 25 januari 2002)
In 1995 werd vanuit Antwerpse havenmiddens het plan gelanceerd voor een nieuw dok. Het duurde meer dan vijf jaar vooraleer de publieke opinie wist dat de drijvende kracht achter dit Deurganckdok niet alleen bij de havenbaronnen lag, maar vooral in het verre Azië te vinden was, bij de Port of Singapore Authority (PSA), één van de grootste terminalbedrijven van de wereld (het is een kapitalistisch staatsbedrijf van de stadsstaat Singapore onder een autoritair hyperliberaal bestuur). Als voorwaarde voor de overname door PSA van de HesseNoordNatie, een miljardendeal, diende de Vlaamse regering het grote Deurganckdok te bouwen. Kostprijs: 15 miljard BEF. Alhoewel de Vlaamse regering voor deze materie ten volle bevoegd is, was er blijkbaar behoefte om eerst een geheim politiek akkoord op Belgisch niveau af te sluiten dat begin januari 1998 'lekte'. Het geheim akkoord werd toen besloten tussen politici uit de betrokken regio (Antwerpen-Waasland) met de toenmalige federale minister Miet Smet (CVP), europarlementslid Freddy Willockx (SP), CVP-voorzitter Marc Van Peel en de parlementsleden Paul Dumez (CVP) en Robert Voorhamme (SP). In dat akkoord werd de aanleg van het dok 'economisch gewenst' en 'dringend' omschreven en werd ook Doel als onleefbaar beschouwd. Op 20 januari 1998 nam dan de Vlaamse regering (CVP-SP) een principebeslissing voor de aanleg. Waar andere projecten van de Vlaamse regering niet opschieten (bv. sociale woningbouw, verkeersveiligheid, milieu, ...) ging hier alles zeer snel, te snel vanuit democratisch oogpunt. Ferdinand De Bondt, ere-senator en éminence grise in de strijd voor Doel en de Polder wijst er in dit verband op hoe de gewestplanwijzigingen tot stand kwamen: "Het is tekenend voor de manier van werken dat de beslissing rond de definitieve vastlegging van de eerste gewestplanwijziging en het starten van de tweede wijziging genomen werden tussen 1 en 8 juni 1999 door een Vlaamse regering (CVP-SP) die ontsnapte aan elke democratische controle, aangezien zij de facto ontslagnemend was. Immers, de verkiezingen voor de vernieuwing van het Vlaams parlement zouden op 13 juni 1999 plaatsvinden. Beslissingen van een dergelijke structurele aard zouden in een gezonde parlementaire democratie niet genomen mogen worden in een periode van politieke luwte. Hier is een opvallend gebrek aan voorzichtigheid en terughoudendheid aan de dag gelegd vanuit de toenmalige Vlaamse regering".
Ray de Bouvre
Gemeenteraadslid Antwerpen voor de VolksUnie & Vlaams Belang
Woonde aan de Thonetlaan.
31 december1938 - 29 december2012
Ray de Bouvre was boekhouder van opleiding en besloot zijn carrière als financieel-administratief directeur van de Koninklijke Vlaamse Opera te Antwerpen (later Opera van Vlaanderen, OvV). Vanaf 1964 zetelde hij als Volksunie-gemeenteraadslid, die aangevoerd werd door Hugo Schiltz.
Hij voer aanvankelijk een progressieve koers maar stelde die nadien bij, zodanig dat hij een verdediger werd van het Vlaams Belang. Bij deze partij was trouwens zijn echtgenote , gewezen Antwerps VU-gemeenteraadslid Gerda De Ryck, al langer actief. De Bouvre was de man achter de satirische blog 'Angeltjes'.
Bob Van Passen
Toen politici nog tussen de mensen stonden.
Zijn ouders woonden in de Lamoriniërestraat. Zijn kinderjaren brengt hij door, geborgen in een gezin met een nog een oudere zus en broer, in het centrum van de stad. Met de voordelen van de stad; lagere school en ontspanning is nooit ver weg.
Tijdens zijn studies ontluikt zijn sociaal engagement.
Hij wordt oa. lid van de KAJ en wordt er door het gedachtengoed van Jozef Cardijn, geïnspireerd. Cardijn, die later kardinaal zal worden, trekt zich het lot aan van de
arbeidersbeweging en de jonge arbeiders in het bijzonder.
Rechtvaardigheid zal Robert Van Passen in heel zijn leven enorm belangrijk blijven vinden. Sociale bewogenheid kiemt op dat moment al in hem. Misschien werd dit binnen de KAJ gezaaid?
Zijn wegen voeren hem naar allerlei activiteiten waar vele jonge mensen aanwezig zijn. Hij ontmoet er Martha (Molly) Vissenaeken. Ze worden verliefd, huwen in 1948 en stichten een gezin dat klein begint maar uitgroeit tot een groot gezin met 6 kinderen.
Starten doen ze in de Lamorinièrestraat maar in 1955 verhuizen ze naar St Anneke, waar de Antwerpse Bouwcoöperatief (ABC) woningen voor jonge gezinnen bouwt. Het gezin Van Passen vestigt zich in de Emile Verhaerenlaan waar op dat moment meer zand dan groen was.
Jarenlang werkt Bob als bediende bij de verzekeringsmaatschappij Securitas. Mét een eigen portefeuille, die hem met vele mensen in contact brengt. Hij doet het goed, graag en plichtsbewust. En pendelt dagelijks van Sint Anneke naar rechteroever, meestal met de fiets naar zijn bureau.
Als gelovig man is het parochieleven hem evenmin vreemd en waar hij kan zet hij zich ook daar in.
Hij wordt lid van het Nationaal Bureau van de partij en van het ACW. De dagen zijn voor zijn job en 's avonds wordt her en der vergaderd. De uren ervan zijn niet te tellen... Het gezin went aan een 'regelmatige uithuizige vader'... En 'moeder' neemt het huishouden en de zorg voor de kinderen op zich. En zoals dat in grote gezinnen gaat: ieder draagt zijn steentje bij om het samenleven punctueel en aangenaam te laten verlopen.
In 1967 overlijdt Frans Tijsmans, Schepen in het Antwerpse Stadsbestuur. Het is aangewezen dat hij vervangen wordt door iemand binnen de CVP van ACW-strekking. En Bob Van Passen lijkt voor de partij de ideale persoon. Na heel veel overleg op verschillende terreinen, niet in het minste thuis, beslist Bob Van Passen de stap te wagen en hij laat het verzekeringsleven voor wat het is.
De wereld verruimt zich ondertussen voor Bob en zijn echtgenote. Zijn functie als Schepen voor Financiën brengt Bob tot bij OMOB, Verzekeraar van de Openbare Diensten . Hij wordt er Voorzitter van de Raad van Bestuur. Bob is van een generatie politici die dicht bij de mensen staat. Hij is een zeer toegankelijk familieman. De telefoon staat dikwijls roodgloeiend bij de familie Van Passen... en regelmatig werd aan de deur gebeld.
Mensen vinden hem met hun vragen en problemen. En niemand komt tevergeefs. 'Dienstbetoon' via zitdagen... klinkt voor velen van ons als uit een ander tijdperk. Dit soort dienstbetoon beperkt zich niet tot de mensen van Sint Anneke. Bob doet regelmatig de toer van vele wijken in de stad om mensen te woord te staan, te beluisteren en hen te helpen... met een job, een woning, documenten, uitkeringen en zoveel meer. Hij is als het ware 'een poort' langs waar mensen de weg vinden naar de stedelijke administratie, de wetgeving, de overheid enz. Hoeveel mensen van onze Sint Anneke én omstreken herinneren zich bij hem langs te zijn geweest?
Misschien zijn er ook nog lezers die door hem gehuwd werden in het stadhuis?
Niet alleen zijn familie, maar ook heel veel mensen van de linkeroever én van uit zeer veel andere wijken van de stad zijn terecht trots op hem en op wat hij presteert. Velen voelen zich vertegenwoordigd door hun Schepen! Eén van hen zit op het stadhuis...
Na het beëindigen van het mandaat als Schepen en later ook zijn politiek leven komt Bob aan zijn pensioen. Het belangrijkste is dat er eindelijk tijd is voor het hele gezin. Wat zij gedurende vele jaren niet met zijn kinderen heeft kunnen doen, wordt nu ruimschoots ingehaald met zijn kleinkinderen. En wat een grootvader met zijn kleinkinderen doet, dat kunnen velen van u zich indenken... vertellen, voorlezen, wandelen, de stad gaan verkennen en gidsen,musea bezoeken, gezelschapsspelen doen, hen leren schaken, helpen bij het huiswerk en talen en tafels instuderen... en zoveel meer.
Na een ziekte van enkele jaren overleed Bob, te vroeg, op de leeftijd van 75 jaar. Op 23 september 1995.
Zijn kinderen, kleinkinderen zijn zo dankbaar voor al wat zij van hem geleerd hebben en voor wie hij voor ons allen was. En de achterkleinkinderen beluisteren nu metinteresse de verhalen over wie 'den bompa' was.
Deze schets uit het leven van Robert (Bob) Van Passen - bijlange geen volledige Curriculum Vitae - zal hem misschien laten herleven bij diegenen die hem hebben gekend.
amvp